We hoeven juist veel minder grond te gebruiken als we allemaal plantaardig eten. Dieren die gehouden worden voor consumptiedoeleinden, moeten namelijk ook gevoed worden. En daarvoor is veel landbouwgrond nodig. Eén koe eet bijvoorbeeld ruim zestig kilo voer op een dag. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties stelt vast dat bijna 80 procent van de mondiale landbouwgrond in gebruik is voor de ‘vee’-houderij. In ons land is dan ook 40 procent van het totale grondoppervlak in gebruik voor ‘vee’-dieren. Als we het dier uit de voedselketen halen, kunnen de natuurarme weilanden en maisvelden die nodig zijn voor voer omgevormd worden tot natuurgebieden. Dit helpt het klimaat. Bomen slaan namelijk veel meer CO2 op dan gras. Daarnaast koelen bossen het klimaat af, creëren bossen wolken (en zodoende regen) en bieden natuurgebieden ruimte voor plant- en diersoorten die bedreigd zijn met uitsterven.