Speciesisme, ofwel ‘discriminatie op basis van soort’, wil zeggen dat we dieren van de éne soort onterecht anders behandelen dan dieren van de andere soort. Psycholoog Richard D. Ryder bedacht de term in 1970 om een vergelijking te kunnen trekken met andere vormen van discriminatie zoals racisme en seksisme.
Heb je je wel eens afgevraagd waarom mensen hun hond aaien terwijl ze een kip eten? Waarom dierenasiels hun vrijwilligers jaarlijkse bedanken met een barbecue? Waarom mensen zichzelf dierenliefhebber noemen, maar wel meebetalen aan een industrie die op grote schaal dieren gebruikt en doodt? Het antwoord op die vragen is: vanwege speciesisme. Waar racisten mensen ongelijk behandelen op basis van hun ‘ras’ en seksisten mensen ongelijk behandelen op basis van hun geslacht, draait het bij speciesisme dus om soort. De term is afgeleid van het Engelse woord voor soort: species. Speciesisme komt in twee vormen voor: algemeen en antropocentrisch.
Algemeen speciesisme
Bij algemeen speciesisme brengen mensen rangordes tussen soorten dieren. In Nederland worden katten als ‘huisdieren’ gezien en vinden mensen dat we deze dieren goed moeten behandelen. Als iemand een kat schopt is iedereen verontwaardigd. Daarentegen worden varkens als ‘vee’ gezien. Veedieren worden veel slechter behandeld dan huisdieren en uiteindelijk worden ze op jonge leeftijd gedood: dit wordt door veel mensen geaccepteerd als normaal.
Opvallend is dat er grote verschillen bestaan in hoe diersoorten worden gecategoriseerd. Zo zijn er culturele verschillen: in de westerse wereld worden honden als ‘huisdier’ gezien, maar in delen van Azië juist als ‘vee’. Hetzelfde geldt voor cavia’s die hier als ‘huisdieren’ worden gezien, maar in Peru als ‘vee’. Ook zijn er religieuze verschillen: veel hindoes eten geen koeien, omdat ze deze als heilig zien, terwijl moslims geen varkens eten, omdat ze deze als onrein zien. Zelfs binnen een land of cultuur kan er verschillend worden gekeken naar verschillende diersoorten: ook in Nederland. Sommige mensen houden konijnen als ‘huisdier’, terwijl andere konijnen als voedsel zien: dit verschil is de basis van het kerstlied Flappie van Youp van ’t Hek. Ten slotte wordt het onderscheid soms niet gemaakt op soort, maar op ondersoort: tamme ratten worden als ‘huisdier’ verzorgd, terwijl wilde ratten als ‘ongedierte’ worden gedood.
Antropocentrisch speciesisme
Bij antropocentrisch speciesisme gaat het specifiek over het onderscheid dat wordt gemaakt tussen mensen en andere diersoorten. Speciesisten geloven dat mensen meer waard zijn dan andere dieren, en dat de belangen van mensen boven de belangen van dieren gaan. Dat zou verantwoorden waarom dieren mogen worden gebruikt en gedood voor de productie van ‘vlees’, ‘melk’ of ‘wol’.
Terecht of onterecht onderscheid
Onderscheid maken op basis van soort is niet per definitief verkeerd. Net als bij andere vormen van discriminatie gaat het bij speciesisme over onterecht onderscheid maken. Onderscheid maken kan terecht zijn als het wordt gemaakt op basis van bepaalde eigenschappen die iemand heeft en niet enkel op basis van welke groep men onderdeel is. Dat klinkt wat abstract, maar met een voorbeeld wordt het snel duidelijk. Als een werkgever een vrouw minder betaald dan een man voor hetzelfde werk is dat een onterecht onderscheid en spreken we van seksisme. Als een arts de ene patiënt en ander medicijn voorschrijft dan de andere, omdat de patiënten verschillende biologische seksen hebben, dan kan dat een heel functioneel onderscheid zijn. Dan is er geen sprake van seksisme. Bij onderscheid op basis van soort, zie je zoiets bijvoorbeeld terug wanneer mensen voor andere dieren zorgen. Mensen geven honden iets anders te eten dan cavia’s en eten zelf ook iets anders. Zo’n onderscheid is terecht want honden, cavia’s en mensen hebben andere behoeften qua voeding.
Bij antropocentrisch speciesisme wordt er een onterecht onderscheid gemaakt tussen mensen en andere dieren. Niet alleen mensen, maar alle dieren hebben gevoel, kennen pijn en hechten waarde aan hun leven. Bij gebruiken en doden van niet-menselijke dieren wordt in het belang van mensen voorbij gegaan aan de belangen van niet-menselijke dieren, wat speciesistisch is.
Anti-speciesisme en veganisme
Als mensen zich willen verzetten tegen speciesisme wordt dat ook wel ‘anti-speciesisme’ genoemd. Veganisme is daar een belangrijke component van. Immers, als je geen mensen doodt of gebruikt voor voeding of andere doeleinden, zou het speciesistisch zijn om dat wél te doen met niet-menselijk dieren. Het belangrijkste wat je daarom als individu kunt doen om niet speciesistisch te zijn is veganist worden. Als je meer wilt doen tegen speciesisme, wordt dan donateur, lid of vrijwilliger bij de NVV.